een ‘virtuele’ compositie van Kees Wieringa voor het
Viervleugelpaviljoen van Dré
Wapenaar.
vier pianisten: Sara Crombach, Sonsoles Alonso,
Maurice van Schoonhoven, Bernd Brackman geluidsregisseur: Kees Wieringa computerprogrammeur: Marcel Wierckx
BAG
duurt 100 minuten
BAG gaat over het ontstaan van een nieuwe wereld die in botsing
komt met de oude wereld van stedelijk geweld en verderf. Het muzikaal
materiaal is afgeleid van de Brandenburgse Concerten van Bach.
een wereldprimeur
Vier concertvleugels staan opgesteld in de hoeken van het Viervleugelpaviljoen.
Dit is een tent die speciaal ontworpen is door Dré Wapenaar
voor concerten met vier vleugels. Het publiek zit in het midden
van de tent en ondergaat een klanklandschap dat over de hoofden
en door de lichamen van de bezoekers beweegt.
De tent is voorzien van een speciaal ontwikkelde houten vloer
waardoor de vleugels fantastisch klinken. Een nieuw ontwikkeld
geluidssysteem van Bose (The
Personalized Amplification System™) zorgt er voor dat
het klanklandschap tot klinken wordt gebracht.
De klanken bewegen continu waardoor de ruimte virtueel wordt beleefd,
alsof het publiek wordt meegevoerd in een helikopter die door
en boven de lokatie zweeft.
BAG
gaat over de clash in culturen, de clash in stijlen en de clash
in ervaring. Als de luisteraar gegrepen wordt dan betreedt hij
nieuwe werelden met fantastische perspectieven.
lokatie
Het Viervleugelpaviljoen is tijdens het festival gesitueerd op
een cruciale plek in Den Bosch, Pettelaarseschans. Dit is gelegen
aan de zuidrand van de stad, op de grens met het buitengebied,
een schakel tussen het stadsgeluid en de stilte van de natuur.
De tent is speciaal ontworpen voor concerten met vier vleugels
door de kunstenaar Dré Wapenaar. Twee, zeer verschillende
werelden worden, als het ware, gevangen door het Viervleugelpaviljoen.
De ‘virtuele’ compositie 'BAG' is een metafoor voor
het samengaan van die werelden.
de virtuele ruimte
Dankzij nieuwe computertechnieken kan Wieringa ook een statische
ruimte creëren en op artificiële wijze de eigenschappen
nabootsen die eigen zijn aan die ruimte; zo prent de componist
zijn luisteraar een imaginaire ruimte in.
Kees Wieringa is bekend geworden met muziek van Simeon ten Holt
(Canto Ostinato) en het geluid bij de tentoonstelingen over Theo
van Doesburg. Hij experimenteerd al vele jaren met bewegend geluid.
Daarnaast is hij radio- en televisiemaker en pianist in modern
en klassiek repertoire.
Dré
Wapenaar heeft de 4GPP: 4
Grand Piano Pavilion for Simeon ten Holt speciaal ontworpen
voor de muziek van componist Simeon ten Holt (1923). Ten Holt
composities hebben een sterke ruimtelijke werking nodigen uit
tot experiment.
Ten Holts muziek wordt zowel in concertzalen als in kerken, parken
en zelfs een keer in de hal van een treinstation gespeeld. Voor
het eerst is er nu een ruimte speciaal ontworpen voor de muziek,
waarin Wapenaar deze elementen combineert: de ruimtelijkheid van
een Vredenburg met de openheid van een Vondelpark, de stilte van
een kerk met de voortdurende drukte van een station. De tent is
als het ware een sculpturale vertaling van de muziek van Ten Holt.
Bovendien is de tent mobiel en bedoeld om op verschillende plekken
te kunnen functioneren.
Kees Wieringa is al langer
bezig met geluid/muziek in de ruimte. Zo heeft hij tijdens de
grote overzichtstentoonstellingen rond Theo van Doesburg muziek
langs een driedimensionaal parcours gestuurd door de zalen van
Kröller Müller Museum en het Centraal Museum.
Het doel was de luisteraar een nieuwe ruimte in zijn verbeelding
te laten ervaren die fundamenteel verschilt van de werkelijkheid.
Als de luisteraar gegrepen wordt dan betreedt hij nieuwe werelden
met fantastische perspectieven.
Het bijzondere aan dit concept is dat er ook wordt gewerkt langs
verticale en diagonale bewegingen. Tot nu toe werd 'ruimtelijk
geluid' alleen toegepast in het platte vlak. In dit concept wordt
het echt driedimensionaal gebruikt.
Een belangrijke inspiratiebron voor Kees Wieringa is Stockhausen:
'De ruimtelijke dimensie van de muziek is even fundamenteel bij
het schrijven van een muziekstuk als de algemene indeling, de
harmonie of het ritme ervan.'
In dit geval is de beweging van het geluid kenmerkend voor de
ontwikkeling daarvan.
In 2004 heeft Kees Wieringa onder de titel 'dodiscolab' een eerste
presentatie gegeven met programmeur Marcel Wierckx in theater
Zeebelt te Den Haag. Hier werd ook al het meerkanaalssysteem toegepast
waardoor geluiden echt door de ruimte lijken te zweven. Dit systeem
is later uitgetest in de 'dode ruimte' van de HKU in Hilversum.
De bevindingen die hierbij zijn opgedaan willen de makers nu toepassen
in de nieuwe compositie BAG.
Credits:
met
dank aan de volgende pianozaken waar BAG is ingestudeerd:
BAG is een productie van Do Foundation.
Ooit is 'BAG' begonnen als 'dodiscolab'
in Theater
Zeebelt
het systeem
bewegend geluid
geïsoleerde geluiden kunnen door de ruimte bewegen, in het
horizontale, verticale als ook diagonale vlak. Ook kunnen de geluiden
ronddraaien en met verschillende snelheden bewegen. Vele geluiden
kunnen tegelijkertijd klinken en verschillende bewegingspatronen
afleggen. Dit alles wordt 'real time' (ter plekke) bestuurd.,
tevens wordt er gebruikt gemaakt van vooraf vastgestelde routes.
Ik gebruik hiervoor hybride systemen zoals Max/MSP,
die ontwikkeld werd in de Groupe de Recherches Musicales, Parijs,
en de SIM (Station d'Informatique Musicale) ontworpen door de
IRCAM (Institut de Recherche
et Coordination Acoustique/Musique), Parijs. Uiteraard hangen
de doelstellingen van de bouwers van hardware en de ontwerpers
van softwareprogramma's nauw samen met de muzikale esthetiek die
wordt uitgevoerd in de onderzoekscentra die zo'n programma's ontwikkelen.
Ik heb voor Max/MSP gekozen omdat het een platform biedt waarop
verschillende technieken van signaalverwerking en midi gebruikt
kunnen worden.
Over geluid in de ruimte deed Kees Wieringa uitgebreid onderzoek,
hieronder enkele bevindingen:
effect
Muziek suggereert vaak beweging. Beweging in ritme, in spanningsontspanning,
in taalstructuren. Beweging in de driedimensionale ruimte wordt
nog niet veel gebruikt. In de 16e eeuw al werd er door componisten
al geëxperimenteerd met koren die in de ruimte werden geplaatst
waardoor de ruimtewerking sterk geaccentueerd werd. Maar een directe
beweging in het driedimensionale vlak is tot nu toe zeer weinig
toegepast.
De luisteraar ontdekt een breed gamma van nieuwe emoties en gewaarwordingen.
De opvatting dat men de fysische ruimte kan structureren (zoals
dat met de frequentiële ruimte gebeurt) bestond al lang voor
de elektronische versterkingstechnieken ingang vonden.
De opstelling van de instrumenten op de scène bijvoorbeeld
beantwoordt aan de wens om de ruimte te 'bespelen' in de diepte
en de breedte.
Ook wijs ik erop dat de plaatsing ook de waarneming van het timbre
beïnvloedt; die waarneming hangt immers af van de plaatselijke
weerkaatsing en nagalm, van de maskeereffecten en het klankprojectiediagram
van de luidsprekers.
Recent nog hebben componisten als Bartok, Berio, Boulez, Stockhausen
en Xenakis het orkest in twee delen opgesplitst, of hun muzikanten
middenin en rond hun publiek geplaatst en een aantal manieren
uitgeprobeerd om de ruimte met traditionele instrumenten te structureren.
Maar een echte ommekeer in de benadering van de ruimte komt er
pas wanneer de luidsprekers hun intrede maken in de concertzaal:
daardoor worden de zuiver fysieke beletsels voor de plaatsing
van muzikanten opgeheven. De eerste proeven vinden heel vroeg
plaats: in 1939 plaatst Cage akoestische instrumenten en twee
platenspelers met verstelbare snelheid op de scène (Imaginary
Landscape n¼ 1). Bij hun voorstelling van "Symphonie pour
un homme seul" voeren Schaeffer en Henry in 1951 de eerste
klankprojectie uit.
Gebruikmakend van een paneel van potentiometers kunnen ze, tijdens
het concert, het volume van elke luidspreker afstellen. Zo introduceren
ze een nieuwe manier om de muziek te vertolken.
Dit begrip 'vertolking' is belangrijk, want zo wordt het mogelijk
de ruimte die zich op de magneetband bevindt scherper te doen
uitkomen door de klank over verschillende plaatsen in de zaal
te verdelen. De huidige concertzalen zijn niet voor dit soort
muziek ontworpen. Daarom heeft men al gauw het idee opgevat deze
vertolkingstechnieken en de indeling van een welbepaalde zaal
op elkaar af te stemmen. Een markant voorbeeld van deze tendens
(het gebouw is helaas verdwenen) is het Philips-paviljoen dat
door Le Corbusier ontworpen werd voor de Wereldtentoonstelling
van 1958 in Brussel. Het paviljoen was uitgerust met 400 luidsprekers
die men synchroon met de muziek kon bedienen. Zo kon men de muziek
banen laten beschrijven in de ruimte die precies zo bedacht waren
tijdens de compositie. Er werden ook andere combinaties overwogen:
reeds bestaande lokaties krijgen bijvoorbeeld een nieuwe invulling.
Zo brengt François Bayle in 1970 een muziekstuk in de grotten
van Jeïta (Libanon) om de openstelling ervan voor het publiek
luister bij te zetten.
Michel Redolfi bedenkt dan weer een systeem om muziek onder water
uit te zenden: de luisteraar dompelt zich dan onder in een zwembad.
Men kan de ruimte echter op een nog andere wijze structureren
als men ervan uitgaat dat de luisteraar met twee architecturen
tegelijk te maken heeft: de ruimte waarin hij zich bevindt beïnvloedt
uiteraard de wijze waarop de klanken weerkaatst, opgeslorpt, weergalmd
worden, maar er is ook de architectuur van de muziek zelf, en
die architectuur wordt benadrukt door de opstelling van de geluidsbronnen.
de
virtuele ruimte
De psychoakoestici hebben interessante bevindingen gedaan omtrent
de waarnemingsmechanismen van klanken. Hiervan gebruikmakend kunnen
de componisten van akoesmatische muziek zich nu bevrijden van
de gegeven akoestiek van een zaal en naar eigen inzicht een virtuele
architectuur ontwerpen. Het is dus niet zo dat het gebruik van
een groot aantal luidsprekers er enkel toe dient de muziek ruimtelijk
te laten bewegen.
Dankzij de luidsprekers kan men ook een statische ruimte creëren
en op artificiële wijze de eigenschappen nabootsen die eigen
zijn aan die ruimte; zo prent de componist zijn luisteraar een
imaginaire ruimte in.
testruimte De
'dode ruimte' van de HKU in Hilversum is gebruikt als testruimte.
Hierin kon het 8-kanaalssysteem optimaal worden getest.
achtergronden
de
pianisten
Sara
Crombach studeerde bij Naum Grubert aan het Koninklijk
Conservatorium in Den Haag. Ze volgde masterclasses o.a. in Hongarije
bij het Kodály-kwartet, Boris Berman en Sergei Dorenski
(Tsjaikowski-Conservatorium, Moskou).
Verder ontving ze lessen van Maria João Pires. Ze geeft
veelvuldig solo-recitals en vormt duo’s met o.a. de pianist
Bernd Brackman en de cellist Wladislaw Warenberg. Ze maakte in
1998 een toernee met het Chamber Orchestra Yerivan (Armenië),
waarvan een c.d. verscheen met het eerste pianoconcert van Bach.
In mei 1999 verscheen er van Wladislaw Warenberg en Sara Crombach
de cd “ De Romantische Cello” onder het label “Brilliant
Classics” met werken van o.a. Saint-Saëns, Gershwin
en Rachmaninov.
Na een uitgebreide muzikale opleiding woont de spaanse pianiste
Sonsoles Alonso sinds 1996 in Amsterdam, waar
zij bezig is met het ontwikkelen van haar professionele carriere.
In 1991 behaalde zij haar eerste diploma aan het Koninklijk Conservatorium
te Madrid. Het jaar daarop volgde zij privÈ-lessen bij
Vitalij Margulis in Freiburg (Duitsland). Daarna verbleef zij
drie jaar in New York, hetgeen resulteerde in een Master's Degree
van The Manhattan School of Music (1994) en een extra jaar privÈ
studie bij Philip Kawin. Het geven van concerten en het deelnemen
aan concoursen (2e prijs Concurso Infanta Cristina), masterclasses
(met Lazar Berman, Karl Ulrich-Schnabel en Ronald Farren-Price)
en Muziekfestivals (Festival Internacional de Musica y Danza de
Granada, Spanje) heeft ook in belangrijke mate bijgedragen aan
de artistieke vorming van Sonsoles. Tevens heeft zij een aantal
uitvoeringen verzorg voor verschillende media: TVE (1e spaanse
tv zender) in samenwerking met de Europese Unie, RNE (Radio Nacional
de Espana), Radio Noord-Holland en de Concertzender. In New York
heeft ze les gegeven aan de Florentine Music School. Haar interesse
in het hedendaagse repertoire ontwikkelde zich in New York onder
invloed van Nils Vigeland (volgeling van Morton Feldman) met wie
ze theorie studeerde en Robert Abramson, die haar in contact bracht
met Eurhythmics.
De pianist Maurice van Schoonhoven is sinds zijn
vijftiende jaar leerling van Bernd Brackman. Vanaf die tijd won
hij prijs na prijs, nationaal en internationaal. Door de wereldberoemde
pianiste Maria Joa Pirez werd hij uitgenodigd in haar masterclass
hetgeen resulteerde in het aannemen van hem als privé leerling.
Ook de internationaal vermaarde Elena Richter, lerares aan het
conservatorium in Moskou maakte tijdens een masterclass kennis
met de talenten van Maurice. Elke zes weken is hij haar leerling.
Inmiddels twintig jaar pendelt Maurice van Berlijn naar Portugal.
Bernd Brackman ontving zijn opleiding achtereenvolgens
van zijn moeder Frieda Brackman-Hoogerwerf, van Jaap Spaanderman
en van Jan Wijn, bij wie hij in 1985 afstudeerde aan het Sweelinck
Conservatorium in Amsterdam. Hij volgde masterclasses bij Vlado
Perlemuter, Tamas Vasary en Leon Fleisher. Bernd Brackman was
winnaar van diverse prijzen, waaronder de eerste prijs op het
Willem Pijper Concours in Rotterdam (1981), de Elisabeth Evertsprijs
(1984), de tweede prijs op het Europese Frank Martin Concours
in Utrecht (1984) en de eerste prijs op het Jacques Vonk Concours
in Amsterdam (1985). Deze laatste prijs stelde hem in de gelegenheid
om zijn studie te vervolgen bij onder anderen Sergej Dorensky
in Moskou. Als solist en kamermusicus treedt Bernd Brackman veelvuldig
op in binnen- en buitenland. Hij vormt vaste duo’s met de
pianiste Sara Crombach, de violist Daniel Rowland, de fluitist
Jacques Zoon en de cellist Gregor Horsch. Ook werkte hij samen
met musici als Cor de Groot, Daniel Wayenberg, Reinbert de Leeuw,
Hans Henkemans, Jan-Willem de Vriend en Ed Spanjaard. Voor zijn
opname met Nederlandse kamermuziek voor fluit en piano in samenwerking
met Jacques Zoon ontving hij in 1997 de Edison Klassiek.